N = Dit is mogenlijk
B = Da kèn
N = We weten het niet zeker.
B = We witten ut nie.
N = Zou u het nog een keer kunnen zeggen?
B = Wa?
N = Dat ben ik niet van plan!
B = Dink 'k toch nie!
N = Is dat te verwachten?
B = Zou da
N = Verwacht hier geen problemen van?
B = Hendig zat!
N = Dit vind ik erg spijtig.
B = Das sunt.
N = Het verbaast me wat u verteld!
B = Wa ziddenou?
N = Deze informatie is nieuw voor mij.
B = Da weèk niks van.
N = Het leven is niet altijd rozengeur!
B = Tis wa
N = Bent u daar bevoegd voor?
B = Madde gij da wel?
N = Kan u mij vertellen wat ik daar mee verdien?
B = Wa schuif da
N = O wat erg, hoe komt het?
B = Ogerm hoekom et
N = Ik denk dat het verstandig Is om onze samenwerking te stoppen.
B = Houdoe
N = Heb ik je te pakken ?
B = Haikoe
N = Hoe gaat het met je ?
B = Hoevoeldoe
N = Ik heb het niet goed verstaan, kan u dat herhalen?
B = Welluk?
N = Daar komt je nooit achter B = Witte Tognie
N = Weet u dat toevallig wel ?
B = Witte ge't
N = Heb dat ook gehoord?
B = Witte ge da ok
N = Zou je dat niet meer willen zeggen ?
B = Houwoe bakkes
N = Je mag drie keer raden
B = Drie k’raaijen