In het Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen vinden we het landgoed Plantloon. In het centrale punt van het landgoed bevindt zich nog een historische curiositeit met een boeiende geschiedenis, die teruggrijpt tot in de veertiende eeuw.
Direct achter de boerderij en het houten landhuisje van Plantloon loopt - onder de schaduw van zware bomen - een brede sloot met stilstaand water, die zich aan de overkant van een bospad voortzet. De 'Bossche sloot' wordt hij genoemd. In werkelijkheid vinden we hier de restanten van de roemruchte turfvaart, waaraan nu nog het Loonse Vaartkwartier zijn naam ontleent.
Pauwels van Haestrecht, de heer van Loon op Zand (Venloon) begon de vaart in 1397 - met toestemming van de hertogin van Brabant - te graven voor turftransport naar Den Bosch, Holland en Gelderland. De vaart liep van 's-Gravenmoer langs Capelle, Loon op Zand, Sprang, Baardwijk en Drunen naar Den Bosch. Het graven met primitieve hulpmiddelen nam lange tijd in beslag, zodat de initiatiefnemer de voltooiing ervan niet meer heeft mogen beleven. Zijn opvolger, zijn zoon Dirk van Haestrecht (1412-1440) plukte er de eerste vruchten van.
Méér dan twee eeuwen heeft de vaart gediend voor het turftransport. Langs deze vaart verrezen geleidelijk de simpele hutten van de turfstekers, die later het kerkdorp Kaatsheuvel zouden uitmaken. Zowel Loon op Zand als Kaatsheuvel hebben eigenlijk hun eerste opkomst aan deze turfvaart te danken.
De tol voor het turftransport legde de heer van Venloon geen windeieren. Deze incasseerde twee stuivers per schuit, wat vaak neerkwam op een jaarlijkse inkomsten van duizend gulden. Dit melkkoetje werd oorzaak tot grote herrie, want het wekte de jaloezie op van de heer van Waalwijk, Foyken Foykenszoon, die ook wel een stuk van de turfkoek wilde consumeren.
Foyken Foykenszoon zon op een middel om deel te nemen in de lucratieve turfvaart. Hij meende dit te vinden in het betwisten van de grens tussen Venloon en Waalwijk. Dat leek niet zo moeilijk, omdat in die tijden de duidelijkheid van de grenzen vaak veel te wensen overliet, waardoor voortdurend strubbelingen ontstonden. Als de heer van Waalwijk het nu zó ver kon schoppen, dat zijn gebied aan de turfvaart grensde, kon hij aanspraken laten gelden. Dus begon hij dat te beweren door het eigendomsrecht van het terrein van de vaart te betwisten.
Al was Dirk van Haestrecht niet zo krijgshaftig als zijn vader, hij nam toch direct een fors middel te baat om zijn slechte buurman diens lust tot land- en vaarthonger te ontnemen. Teneinde te laten zien wie de baas was, liet hij in het omstreden Loons Hoekske, tussen de vaart en de Meerdijk, bij het Loenermeer een galg oprichten en daar een misdadiger terechtstellen. In die executie lag het bewijs, want een heer kon geen rechtsgeldige executie laten uitvoeren buiten zijn rechtsgebied. De opzet blijkt duidelijk als men weet, dat het galgenveld van Venloon eigenlijk heel ergens anders lag, nl. nabij het Leikeven in de Loonse Plakken aan de grens van Tilburg. Nu nog kent men daar het Galgeneind en de Galgenbaan.
Foyken Foykenszoon snapte de betekenis van die gelegenheidsexecutie heel goed. In plaats van er zich iets van aan te trekken liet hij de nieuwe galg eenvoudig omhakken en de vaart ter plaatse gedeeltelijk dichtgooien. Daarmee beging hij strafbare feiten. Op een klacht daarover van Dirk van Haestrecht bij de hertog van Brabant zag de heer van Waalwijks zich natuurlijk in het ongelijk gesteld. Hij lapte dat echter allemaal aan zijn laars en ging gewoon met zijn vernielingen verder.
Daarop zond de hertog van Brabant de drossaert met een strafexpeditie naar Waalwijk, dat belegerd en ingenomen werd. Daar Waalwijk in Brabant lag, stelde de drossaert - namens de hertog - in Waalwijk nieuwe schout en schepenen aan, waarmee de vrede, zij het dan ook een gewapende, voorlopig getekend was.
Foyken schijnt tijdig de benen te hebben genomen. Zijn onroerende goederen werden naar Den Bosch getransporteerd.
Voor alle zekerheid liet de heer van Venloon nu tussen de vaart en de Meerdijk een nieuw gericht zetten. Ditmaal een met twee raderen, waarop hij twee misdadigers radbraakte. Dit nieuwe gericht plaatste hij echter veel dichter bij de Meerdijk dan het vorige om de uitspraak van de hertog nog eens duidelijk te accentueren tegenover een toekomstige Waalwijkse pretentie. De twee raderen bleven ook na de terechtstelling staan totdat zij langzaam verrotten om ten slotte uit elkaar te vallen.